De ruïne van Teylingen is een vervallen ronde waterburcht op de grens van het Zuid-Hollandse dorpje Sassenheim en Voorhout. Vanaf het jaar 1428 verbleef Jacoba van Beieren en haar man Frank van Borssele zich op het toenmalige slot Teylingen.
Jacoba van Beieren, gravin van Holland en Zeeland
Het slot krijg de functie van jachtslot en houtvesterij van de Hollandse graven en de leenman krijg de titel van houtvester. Een houtvester is een soort ambtenaar met een verantwoordelijkheid voor het beheer. De houtvester zorgt ervoor dat de bossen houd leverde, de venen turf, de wildstand vlees en het water vis. Toen Gravin Jacoba van Beieren haar titels gravin van Holland en Zeeland en Vrouwe van Friesland moest inleveren, heeft ze van haar neef Filips van Bourgondië de titel Opperhoutvester gekregen.
Jacoba van Beieren (1401 – 1436)
Ze blijft daarbij ook de titel gravin van Oostervant behouden. Jacoba van Beieren woonde sinds 1428 in of bij het slot. Aan het verblijf van Jacoba is ook nog een mythe verbonden. Gezegd wordt dat zij tijdens haar verblijf uit verveling heel veel drinkkannetjes heeft gemaakt, de zogenaamde Jakobakannetjes. Vele zou zij zomaar over haar schouder in de slotgracht geworpen hebben. Archeologen hebben in de slotgracht deze kannetjes gevonden.
Deze tekst is overgenomen van het bord dat aan de overkant van de sloot vlak bij de Ruïne van Teylingen staat. Dit bord is per 1 sep 2020. verwijderd. Waarschijnlijk omdat het uitzicht op de ruïne vanaf dat punt geblokkeerd werd door grote struiken en bomen.
Jacoba van Beieren (1401 – 1436)
Jacoba van Beieren was hertogin van Beieren en gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen. Zij was enig kind van Willem VI, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland en Margaretha van Bourgondië. Ze was een nicht van Jan van Beieren en Pilips de Goede, hertog van Bourgondië.
In 1417 volgde zei haar vader op. Jacoba’s oom, Jan van Beieren, die misbruik willen maken van haar onervarenheid, daagde de gravin uit en begon aanspraak op haar erfgebieden te maken. De familieruzies die daar uit voortvloeiden, een voortzetting van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, werden op het scherpst van de sneden uitgevochten.
De in samenstelling nogal wisselende partijen bestreden elkaar tussen 1350 en het einde van de 15e eeuw. De oorsprong van het geschil was een opvolgingskwestie, die gepaard ging met vbevoordeling van bepaalde groepen edelen. Jacoba genoot de steun van de Hoeken, haar neef, Filips de Goede, kon daar tegen rekenen op sympathie van de kabeljauwen.
Om politieke redenen, het verkrijgen van een wapenstilstand, werd de 14-jarige Jacoba door haar vader uitgehuwelijkt aan Jan van Touraine, de tweede zoon van de Franse koning Karel VI en troonopvolger. Haar echtgenoot stierf kort na het huwelijk en Jacoba hertrouwde met haar neef Jan van Brabant. Ook het tweede huwelijk van de gravin verliep niet voorspoedig. Jan van Brabant zocht toenadering tot Jan van Beieren en gaf hem, zonder toestemming van zijn vrouw, Holland en Zeeland in leen. Na een ingewikkelde kerkelijke procedure kon Jacoba zich van hem laten scheiden, trok om steun te zoeken naar Engeland en huwde daar in 1423 met Humphrey van Gloucester een broer van de Engelse koning. Zij trokken met een leger naar het vasteland, maar veel leverde dat niet op. Humphrey van Gloucester keerde noodgedwongen in 1425 naar Engeland terug en moest zijn vrouw Jacoba van Beieren achterlaten.
Jacoba werd door Filips de Goede gesommeerd naar Vlaanderen te gaan. En dit bevel gaf zij echter geen gehoor. Zij probeerde te ontsnappen, maar werd tijdens deze vluchtpoging gevangengenomen. Met de hulp van goede vrienden wist zij Gent te ontvluchten en reisde naar Gouda. Daar bracht Jacoba met Hoeksche steun een leger op de been.
Ondanks de steun van haar man vanuit Engeland bleek Filips de Goede te sterk voor haar. Zij moest het hoofd buigen en Filips de Goede werd officieel tot erfgenaam van de troon benoemd. In 1428 werd Jacoba definitief verslagen. Filips de Goede werd bevelhebber in Holland en Zeeland en Jacoba kreeg een jaargeld en enige stukken land. Deze zogenaamde “Zoen van Delft” was zeer ongunstig voor de gravin. Zij moest beloven niet meer te trouwen zonder toestemming van haar overwinnaar.
Jacoba hield haar woord niet in het geheim huwde zij met Frank van Borssele, door Filips de Goede tot stadhouder over Holland en in Zeeland benoemd. Het werd de kersverse stadhouder niet in dank afgenomen. Hij werd gearresteerd, maar werd, nadat Jacoba een nieuw verdrag had ondertekend, weer vrijgelaten. Hierbij werd afgesproken dat zij de titel van gravin van Oostervant mocht voeren en de functie van Houtvester van Holland en Zeeland zou mogen vervullen.
Jacoba van Beieren en Slot Teylingen (1433 – 1436)
In 1433 vestigden Jacoba van Beieren en Frank van Borssele zich op slot Teylingen. Het ambt van houtvester voerden zij niet lang uit. De gravin liet de werkzaamheden graag aan haar man over en kreeg daardoor meer tijd voor één van haar favoriete hobby’s, de jacht. Zij trok dikwijls met haar gevolg de bossen in om op valkenjacht te gaan.
Op 35-jarige leeftijd werd Jacoba ziek. In de zomer van 1436, het jaar waarin zij permanent op Slot Teylingen verblijf, verslechterde haar toestand zo erg dat hulp van een Leidse, een Amsterdamse en een Dordtse geneesheer nodig was. Veel baat had Jacoba er niet bij. Zij stierf op 9 oktober 1436 aan tuberculose.
Stichting Beheer Kasteel Teylingen
De Stichting Beheer Kasteel Teylingen (SBKT) stelt zich tot doel de historie aanschouwelijk te maken door de Ruïne van Teylingen open te stellen voor het publiek. Dit wordt mede gedaan door het mogelijk maken van bezichtiging in de weekenden, het verzorgen van rondleidingen, organiseren van schoolprojecten en historische evenementen. Tevens is deze prachtige plek aan de rand van Voorhout een trouwlocatie.
Fotografie Ruïne van Teylingen
Pixable heeft 20 mooie foto’s van de Ruïne van Teylingen. Klik hier om ze te bekijken. De hoge resolutie foto’s zijn te koop voor maar € 2,50 per stuk. Ook zijn er vele foto’s beschikbaar van Sassenheim en de gehele gemeente Teylingen. Klik hier om ze te bekijken.